Beethoven

Ludwig van Beethoven was de zoon van de Rijnlandse zanger Johan van Beethoven en zijn echtgenote Magdelena Keverich. Zijn grootvader, Lodewijck van Beethoven, kwam uit Mechelen en vestigde zich later in Bonn. Deze afkomst verklaart het Nederlandse voorvoegsel van in de naam. En Beethoven duidt (volgens B. Cooper) op een “oorspronkelijke herkomst van een bietenboerderij”.  In tegenspraak met deze “voordehandliggende” etymologie gaat het wellicht om het dorpje Bettenhoven (Bettincourt) in Haspengouw, thans deelgemeente van Borgworm in de provincie Luik, in welk geval de etymologie verwijst naar de boerderij van Bettingen (familie Betto). Aan het einde van de vijftiende eeuw vinden we in Kampenhout een zekere Jan van Bettehoven (ca.1485-1571), zevende overgrootvader van de componist.

Beethovens vader trachtte van zijn zoon Ludwig, in navolging van Mozart, een wonderkind te maken, nadat hij had gemerkt dat de jongen een grote muzikaliteit aan de dag legde. Een moeilijke jeugd waarin armoede een rol speelde en een vader die geregeld dronken was en ‘s nachts bij thuiskomst – indien hij gezelschap bij zich had – zijn zoon dwong uit bed te komen om voor hen piano te spelen, maakten van Ludwig een somber en wantrouwend mens. Toch kon hij met zijn extraverte karakter ook luidruchtig vrolijk zijn.